English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word alone

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
alone (only; sole; solitary; lone; single; unaccompanied)	alleen	sola
🔗 She was alone.
alone (solely; on one’s own; single‐handed; lonely)	alleen	sole
🔗 She passed alone before you came.
lone (alone; only; sole; solitary; single; unaccompanied)	eenzaam	sola
lone	enkel	sola
🔗 Small as it was, that lone cut was still grave enough.

English	Dutch
alone	⇆ alleen; ⇆ allenig
leave alone	⇆ afblijven van; ⇆ met rust laten; ⇆ zich niet bemoeien met
leave something alone	⇆ van iets afblijven
let alone	⇆ daargelaten; ⇆ laat staan; ⇆ met rust laten
let alone that	⇆ nog daargelaten dat
let somebody alone	⇆ iemand met rust laten; ⇆ zich niet bemoeien met iemand
let something alone	⇆ van iets afblijven
let well alone!	⇆ niet mee bemoeien!
lone	⇆ eenzaam; ⇆ verlaten