English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word be on one’s last legs
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(continue; hold) | daŭradi | |
🔗 But he only has fuel to last about a week. | ||
(continue; endure; keep on; persist; wear; go on) | ; ; ; | |
🔗 And this is the key question: how long will her success last? | ||
(continue) | ||
(final; hindmost; latest; latter; ultimate) | ||
(past; passed; over) | ; | |
(final; conclusive; ultimate) | ; ; | |
(paw; shank) | ; | |
; schenkel | ||
🔗 Suddenly Rand’s legs lost the little strength they had. |
English | Dutch |
---|---|
be on one’s last legs | ⇆ op zijn laatste benen lopen; ⇆ op zijn laatste schoenen lopen |
last | ⇆ aanhouden; ⇆ als laatste; ⇆ blijven duren; ⇆ duren; ⇆ goed blijven; ⇆ halen; ⇆ het laatst; ⇆ het uithouden; ⇆ in stand blijven; ⇆ jongstleden; ⇆ laatst; ⇆ laatste; ⇆ laatstelijk; ⇆ laatstleden; ⇆ lading; ⇆ lang meegaan; ⇆ last; ⇆ leest; ⇆ lest; ⇆ meegaan; ⇆ meest recente; ⇆ nieuwste; ⇆ scheepslading; ⇆ schoenleest; ⇆ standhouden; ⇆ ten laatste; ⇆ ten slotte; ⇆ verleden; ⇆ voortduren; ⇆ vorig; ⇆ vracht |
leg | ⇆ been; ⇆ beentje; ⇆ bout; ⇆ etappe; ⇆ gedeelte; ⇆ pijp; ⇆ poot; ⇆ ronde; ⇆ schacht; ⇆ schenkel; ⇆ schinkel |