English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word birch‐wood

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
birch‐wood
betula ligno
(rod; switch; wand; sprig; staff; twig);
(flog; take a switch to; beat)
met een stok slaan
vergi
(timber)
(forest; timber)
(woodland; forest)
bos‐
;
woud‐
hout‐

EnglishDutch
birch‐wood berkehout
birch berk; berkeboom; berkehouten; berken; de roe geven; met de roe geven; roe; roede; strafroede; tuchtroede
wood bos; hout