English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word blanch

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(whiten);
wit maken
(whiten; turn white);
wit worden
(fade; pale; grow pale; turn pale)
paliĝi

EnglishDutch
blanch blancheren; bleken; doen verbleken; pellen; schillen; uitkoken; verbleken; wit maken; wit worden
blanch over verbloemen; verschonen