English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word boat‐deck

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(keel);
🔗 The question is, does he have a boat there?
(fit out; garnish; trim; bedeck; decorate; embellish; furnish; accoutre); ; ; ;

EnglishDutch
boat‐deck sloependek
boat bevaren; boot; kom; per boot vervoeren; roeien; sauskom; schip; schuit; schuitje; schuitjevaren; sloep; uit varen gaan; varen; zeilen
deck deck; dek; sieren; spel; tooien; verdek; verdieping; versieren