English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word button‐hook

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
button
(push‐button);
button
(knob; stud)
(clasp; agraf); ;
(fish‐hook); ;
(couple; hang; secure; grasp)
;
(clasp; fasten)

EnglishDutch
button‐hook knopehaak
button button; dichtgaan; dop; knoop; knop; knopen; knopen aanzetten; met een knoop vastmaken; speldje; toeknopen; vastknopen
hook aan de haak slaan; aanhaken; angel; blijven haken; bocht; boogbal; dichthaken; duim; een boogbal slaan; haak; haken; haken zetten aan; het aanleggen met; hoek; hoekstoot; kram; naar zich toehalen; sikkel; snoeimes; vasthaken; vishaak