English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word cashpoint
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(in cash; ready) | ||
kontant geld | ||
kontantigi | ||
; | ||
🔗 T’sais dropped the point of her sword to the ground. | ||
(mark) | ||
🔗 His approval rating in Iowa has dropped a staggering 21 points since he took office. | ||
(count) | ||
🔗 The first two points are of little importance. | ||
🔗 At that point it will be hard not to ask the question: What on earth has all this been for? | ||
(dot; period; spot; locus; moment; full stop; stop) | ; ; |
English | Dutch |
---|---|
cashpoint | ⇆ geldautomaat; ⇆ pinautomaat |
cash | ⇆ contant; ⇆ contant geld; ⇆ contanten; ⇆ geld; ⇆ gereed geld; ⇆ incasseren; ⇆ innen; ⇆ inwisselen; ⇆ kas; ⇆ kasgeld; ⇆ kasmiddelen; ⇆ kassa; ⇆ pegels; ⇆ realiseren; ⇆ specie; ⇆ verzilveren; ⇆ wisselen; ⇆ à contant |
point | ⇆ aanleggen; ⇆ aanpunten; ⇆ duiden; ⇆ een punt maken aan; ⇆ etsnaald; ⇆ geweitak; ⇆ interpungeren; ⇆ landpunt; ⇆ naald; ⇆ naaldkant; ⇆ onderstrepen; ⇆ oog; ⇆ op treffende wijze illustreren; ⇆ pointe; ⇆ punt; ⇆ punten; ⇆ puntje; ⇆ richten; ⇆ scherpen; ⇆ spits; ⇆ spitsen; ⇆ staan; ⇆ stift; ⇆ stip; ⇆ stippen; ⇆ stopcontact; ⇆ streek; ⇆ tak; ⇆ van punten voorzien; ⇆ voegen; ⇆ wijzen; ⇆ wijzen met |