English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word divest oneself of
English | Dutch |
---|---|
divest oneself of | ⇆ afleggen; ⇆ neerleggen; ⇆ zich ontdoen van |
divest | ⇆ beroven; ⇆ ontbloten; ⇆ ontdoen; ⇆ ontkleden |
English | Dutch |
---|---|
divest oneself of | ⇆ afleggen; ⇆ neerleggen; ⇆ zich ontdoen van |
divest | ⇆ beroven; ⇆ ontbloten; ⇆ ontdoen; ⇆ ontkleden |