English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word express service
| English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
| (put; register) | ; ; ; | |
🔗 He never expressed any unhappiness with my work. | ||
| (fast train; express train) | ; ; | |
| (worship service; church service; divine service) | ; | |
service (attendance; waiting) | ; | |
| (attendance) | ||
🔗 What may this service be? | ||
| (duty; stint) | ||
service (crockery set; set) | ||
| English | Dutch |
|---|---|
| express service | ⇆ sneldienst |
| express | ⇆ betuigen; ⇆ doen uitschijnen; ⇆ expres; ⇆ exprestrein; ⇆ expres‐; ⇆ inkleden; ⇆ laten uitschijnen; ⇆ snel; ⇆ sneltrein; ⇆ speciaal; ⇆ te kennen geven; ⇆ uitdrukkelijk; ⇆ uitdrukken; ⇆ uiten; ⇆ uitpersen; ⇆ uitspreken |
| service | ⇆ bedienen; ⇆ bediening; ⇆ bedrijf; ⇆ beginslag; ⇆ betekening; ⇆ dekken; ⇆ dienst; ⇆ dienstbaarheid; ⇆ dienstbetrekking; ⇆ dienstverlenend; ⇆ dienst‐; ⇆ kerkdienst; ⇆ kerkmuziek; ⇆ militair; ⇆ nazien; ⇆ nut; ⇆ onderhoud; ⇆ onderhóúden; ⇆ openbaar bedrijf; ⇆ serveren; ⇆ service; ⇆ servies; ⇆ verzorgen; ⇆ verzorging |