English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word eyepiece

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
eyepiece
🔗 Use your eyes!
(covet; be keen on); ; ;
(hole; puncture)
(look; look at; behold; view; watch); ;
🔗 Several of the women eyed him sideways.
(fragment; lump; snatch);
(bit; lump; chunk; patch); ;
(part; share; portion);
(brick; cake; ingot; pig; briquette; bar)
(play; theatre play)
(particle);
snipper

EnglishDutch
eyepiece oculair; oogglas
eye aankijken; beschouwen; centrum; gezichtsvermogen; kiem; kijken naar; middelpunt; oog; pit
piece blaffer; brok; brokstuk; eind; eindje; end; gedeelte; griet; lap; lapje; lappen; munstuk; staaltje; stuk; stuk geschut