English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word fizzle
English | Dutch |
---|---|
fizzle | ⇆ gesis; ⇆ gesputter; ⇆ sissen; ⇆ sputteren |
fizzle out | ⇆ als een nachtkaars uitgaan; ⇆ doodbloeden; ⇆ op niets uitdraaien |
English | Dutch |
---|---|
fizzle | ⇆ gesis; ⇆ gesputter; ⇆ sissen; ⇆ sputteren |
fizzle out | ⇆ als een nachtkaars uitgaan; ⇆ doodbloeden; ⇆ op niets uitdraaien |