English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word floorboard

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(clutch; grip; cling to; get caught on)
alkroĉiĝi al
(wainscot)
lignogarni
(plank)
(executive; administration)
(directorate)
(tread; walk; walk upon);
(directorate)
(board table)
estrara tablo
(administration; management);
(storey);
🔗 On which floor is each of the following persons and what is the room number?
🔗 There were four walls, a floor and a roof, which made one room.
(audience; auditory); ;
toehoorders
(floor‐timber)
(throw down)
🔗 I am still hoping that some skeleton will emerge from the cupboard to floor Johnson’s ambition.

EnglishDutch
floorboard vloerplank
board aan boord gaan; aan boord gaan van; aanklampen; beplanken; beschieten; bestuur; bestuurstafel; boord; bord; bordje; bordpapier; college; commissie; deel; departement; directie; dis; enteren; in de kost doen; in de kost hebben; in de kost nemen; in de kost zijn; instappen; karton; kost; kostgeld; met planken beschieten; ministerie; plank; raad; schap; stappen in; tafel
floor bevloeren; bodem; eronder krijgen; etage; het winnen van; in de war maken; op de grond werpen; platslaan; verdieping; verslaan; vloer; vloeren; zaal