English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word ghost

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(wraith); ;
🔗 “That”, said Tarzan, “was the ghost of your grandfather.”
(soul)
fantomvorto
ghostly
(phantom; spectral; shadowy)
;

EnglishDutch
ghost als ghostwriter schrijven; geest; schaduw; schijntje; schim; spook; spooksel; spookverschijning; verschijning
ghost town spookstad
ghost word spookwoord
give up the ghost de geest geven; de laatste snik geven; sterven
Holy Ghost Heilige Geest
lay a ghost een geest bezweren
not the ghost of a chance geen schijn van kans
ghostly geestelijk; schimachtig; spookachtig
ghost‐ship spookschip
ghost‐story spookgeschiedenis; spookverhaal
ghost‐writer ghostwriter