English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word go halves
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
🔗 He looked over his shoulder, then went to the back wall. | ||
(ride; travel; drive) | ||
(be going to; will; shall) | <futura helpverbo> | |
(wend) | ||
🔗 Where do we go to now? | ||
(half a; semi‐) | ||
🔗 Visual effects are the most common, occurring in up to 99% of cases and exclusively in more than half. | ||
🔗 Half the village is in ashes. | ||
; | ||
🔗 She still knelt by the bed, but she had taken her hands from Tam and half turned to face the two of them on the bench. |
English | Dutch |
---|---|
go halves | ⇆ eerlijk delen; ⇆ fifty‐fifty doen; ⇆ samen delen |
go | ⇆ aanval; ⇆ afgaan; ⇆ aflopen; ⇆ behoren; ⇆ beurt; ⇆ bezwijken; ⇆ blijven; ⇆ doodgaan; ⇆ elan; ⇆ eraan moeten geloven; ⇆ fut; ⇆ gaan; ⇆ gang; ⇆ gangbaar zijn; ⇆ heengaan; ⇆ horen; ⇆ hup; ⇆ keer; ⇆ lopen; ⇆ luiden; ⇆ mode; ⇆ opraken; ⇆ opstappen; ⇆ overgaan; ⇆ poging; ⇆ reiken; ⇆ stuk gaan; ⇆ thuishoren; ⇆ tijgen; ⇆ trekken; ⇆ uitvallen; ⇆ vaart; ⇆ verdwijnen; ⇆ verstrijken; ⇆ wegraken; ⇆ worden; ⇆ zich voltrekken; ⇆ zijn |
half | ⇆ half; ⇆ half en half; ⇆ halverwege; ⇆ helft; ⇆ kaartje voor half geld; ⇆ middenspeler; ⇆ semester; ⇆ speelhelft |