English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word go places

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 He looked over his shoulder, then went to the back wall.
(ride; travel; drive)
(be going to; will; shall)
<futura helpverbo>
(wend)
🔗 Where do we go to now?
(field; site; locale); ;
🔗 You wouldn’t like the place.
(locate; position; set);
loki
(lay down; put; set);
🔗 It has placed the heads of it victims on spikes in cities it has captured and posted videos of savage executions on‐line.
(seat)
(attach; put onto; add; append; apply; assign; paste);
almeti
(stead; spot; locality; site); ; ;
🔗 I examined the place.
(put);
🔗 The escalation of power outages is also deeply worrying for South Africa’s food security, driving up prices, and placing an even greater strain on stretched household budgets.

EnglishDutch
go places er mogen zijn; reizen; slagen; succes hebben; uitgaan
go aanval; afgaan; aflopen; behoren; beurt; bezwijken; blijven; doodgaan; elan; eraan moeten geloven; fut; gaan; gang; gangbaar zijn; heengaan; horen; hup; keer; lopen; luiden; mode; opraken; opstappen; overgaan; poging; reiken; stuk gaan; thuishoren; tijgen; trekken; uitvallen; vaart; verdwijnen; verstrijken; wegraken; worden; zich voltrekken; zijn
place aanbrengen; aanleggen; ambt; betrekking; gelegenheid; herkennen; huis; kantoor; leggen; onderbrengen; oord; passage; plaats; plaatsen; plaatsje; plein; plek; positie; post; stationeren; stede; stee; stek; stellen; thuisbrengen; uitzetten; verblijf; winkel; woning; zaak; zetten