English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word good‐humoured

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(nice; fine; okay; all right)
;
(beneficence; boon; charity; sake; welfare; beneficience; benevolence)
(brave; valiant; gallant; valorous; honest; worthy; staunch; stallwart; above‐deck)
🔗 That is good to hear.
humour
(mood; temper)
humour
(wit; mood)
;

EnglishDutch
good‐humoured goedgehumeurd; joviaal; opgeruimd
good aanzienlijk; aardig; baat; braaf; fijn; fiks; flink; goed; goede; heerlijk; heil; knap; kundig; lekker; lief; prettig; ruim; sterk; voordeel; welzijn; zoet
humour grappigheid; gril; humeur; humor; lichaamsvocht; luim; stemming; tactvol naar zijn hand zetten; toegeven; toegeven aan; vocht; zich schikken naar; zijn zin geven