English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word guest‐farm

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(estate; property; ranch; land); ;
🔗 Rand, it’s time for us to be getting back to the farm.
(breed; keep; raise; rear)
(cultivate; work; grow); ;
(sojourner);
🔗 They looked about them with the easy curiosity of honoured guests, and spoke to each other in soft measured voices.

EnglishDutch
guest‐farm vakantieboerderij
farm agrarisch; bebouwen; boerderij; boeren; boerenhoeve; boerenhofstede; boeren‐; fokkerij; het boerenbedrijf uitoefenen; hoeve; hofstede; hofstee; kwekerij; landbouwbedrijf; landbouw‐; pachten; pachthoeve; plaats
guest bezoeker; gast; genodigde; introducé; invité; logeergast; logé; slaper