English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word justify

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(warrant)
🔗 But I saw nothing to justify the interest which kept my companion silently leaning out the window.
(excuse; validate; vindicate)
🔗 Russian state TV channels justify the war by blaming Ukrainian aggression, and continue to call it “a special operation of liberation”.
(fair; righteous; equitable; legitmate)
🔗 This verdict was far from just.
(only; but; as little as);
🔗 But Michigan’s just the first part of Trump’s puzzle.
(exactly; okay; right; accurately; correctly; precisely; aright; properly);
🔗 That’s just what I was thinking to myself, Huck.
(just now; newly; a minute ago); ; ;
(merely; only); ;
🔗 It’s just a flesh wound.
(but; merely; only; simply; solely); ;
🔗 Just keep out of our way.
justifiable
(legitimate)
te rechtvaardigen
pravigebla
justification
(motivation)
(excuse; vindication);
wettiging
🔗 India, Brazil and South Africa have carefully walked a tightrope, refusing to join Western sanctions or other actions against Russia, while also distancing themselves from Moscow’s justifications for the war.

EnglishDutch
justify in het gelijk stellen; rechtvaardigen; uitvullen; verantwoorden; verdedigen; wettigen
justify oneself zich verantwoorden
the end justifies the means het doel heiligt de middelen
just alleen maar; alleenlijk; billijk; daarnet; domweg; een steekspel houden; eens; eenvoudig; enkel; enkelijk; even; eventjes; gegrond; gerecht; gewoon; gewoonweg; juist; maar; net; nipt; pas; precies; recht; rechtvaardig; simpelweg; steekspel; toernooi; verdiend; zomaar; zonder meer
justifiable te rechtvaardigen; verantwoord; verdedigbaar
justification rechtvaardiging; verantwoording; verdediging; wettiging
justificative rechtvaardigend; verdedigings‐
justificatory rechtvaardigend; verdedigings‐
justified gewettigd
justifier verdediger