English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word mantelpiece

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
mantelpiece
(mantel)
mantel
(mantelpiece)
(fragment; lump; snatch);
(bit; lump; chunk; patch); ;
(part; share; portion);
(brick; cake; ingot; pig; briquette; bar)
(play; theatre play)
(particle);
snipper

EnglishDutch
mantelpiece schoorsteenmantel
mantelpiece runner schoorsteenloper
mantel schoorsteenmantel; schoorsteenrand
piece blaffer; brok; brokstuk; eind; eindje; end; gedeelte; griet; lap; lapje; lappen; munstuk; staaltje; stuk; stuk geschut