English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word marrow

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
marrow
(pith)

EnglishDutch
marrow eierpompoen; fut; merg; pit; pompoen
baby marrow courgette
bone marrow beenmerg
chilled to the marrow door en door koud; verstijfd tot op het bot
frozen to the marrow verstijfd tot op het bot
it pierces you to the very marrow het gaat door merg en been
pierce to the marrow door merg en been gaan
vegetable marrow eierpompoen
marrowbone mergpijp
marrow‐fat mergvet
marrowless zonder merg
marrow‐spoon merglepel
marrowy mergachtig; mergrijk; pittig