English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word mastering

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(learn)
meester worden
;
onder de knie krijgen
🔗 Anyone who masters the contents of this book in six months has every reason to be satisfied with his achievement.
(govern; restrain; cover; head; be in charge; be in charge of; be at the head of)

EnglishDutch
master baas; beheersen; besturen; chef; de baas worden; directeur; doctorandus; eigenaar; gebieder; gezagvoerder; heer; hoofd; kapitein; leermeester; leraar; machtig worden; meester‐; meester; meester worden; onder de knie krijgen; origineel; overmeesteren; patroon; principaal; schipper; vader; zich eigen maken; zich meester maken van