English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word minor

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
minor (insignificant; trifling; trite; trivial)	beuzelachtig ; onbeduidend ; onbetekenend ; onnozel	bagatela
minor (unimportant; of no account; insignificant; irrelevant)	goedaardig ; onbelangrijk	negrava
minor (insignificant; meaningless; zerosum; trivial; paltry)	onbeduidend ; onbetekenend ; zinledig ; zinloos	sensignifa
minor (inferior; lower; subordinate; subsidiary)	inferieur ; minderwaardig	malsupera
minor	minderjarige	neplenaĝulo
minor	klein	minora
Asia Minor	Klein‐Azië	Malgranda Azio
Asia Minor (Anatolia)	Klein‐Azië	Anatolio
minor rôle (supporting rôle; secondary part)	bijrol	akcesora rolo
minority	minderheids‐	minoritata
minority	minderheid	malplimulto

English	Dutch
minor	⇆ junior; ⇆ klein; ⇆ kleiner; ⇆ lager; ⇆ minder; ⇆ minderjarig; ⇆ minderjarige; ⇆ mineur; ⇆ van lagere rang; ⇆ van minder belang
Asia Minor	⇆ Klein‐Azië
in a minor key	⇆ in mineur; ⇆ op klagende toon
minor character	⇆ bijfiguur
minor road	⇆ niet‐voorrangsweg
minor rôle	⇆ bijrol
minor third	⇆ kleine terts
of minor importance	⇆ bijkomstig; ⇆ van ondergeschikt belang
minority	⇆ minderheid; ⇆ minderjarigheid; ⇆ onmondigheid