English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word paper the house

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 The house surprised her every time she saw it.
(dwell; live; reside; stay; lodge);
(accommodate)
onder dak brengen
🔗 This, the pirate was sure, housed the chieftain and his folk.
(document; deed; warrant; certificate); ;
🔗 Among those handing their papers to police is Anton Osenev, who says the Russians tried to mobilize him twice to fight against his own country, around his home city of Melitopolʹ.
(hangings; paper‐hangings; wallpaper)
(hang)
tapeti
(newspaper; magazine; periodical; mag); ; ;
🔗 Now he declares in a paper just issued in Paris, that everybody will be frozen to death in the year 2011.
(memoir; dissertation)
verhandeling
(report); ;
paper
(treatise)
verhandeling

EnglishDutch
paper the house de zaal vol krijgen door vrijkaartjes uit te delen
house behuizing; binnenhalen; firma; house; huis; huisvesten; huisvesting verlenen; huizen; onder dak brengen; onderbrengen; schoolafdeling; schouwburgzaal; stallen; voorstelling; wonen; woning; zaal
paper agenda; artikel; behangen; behangsel; blaadje; blad; courant; document; geschrift; krant; lijst; met papier beplakken; nieuwsblad; opstel; papier; papieren; prijskamp; stuk; verhandeling; zakje