English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word repeater

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(restate; say again);
(reenact; reiterate); ;
🔗 I hope that your visit will often be repeated.
(remake; renew)
(repetition)

EnglishDutch
repeater herhaler; opzegger; recidivist; repeteergeweer; repeteerpistool; repeterende breuk; repetitiehorloge
mixed repeater gemengd repeterende breuk
pure repeater zuiver repeterende breuk
repeat bis; doubleren; herhalen; herhaling; herhalingsteken; herkauwen; heruitzending; nabestelling; nadoen; napraten; naspreken; navertellen; nazeggen; opbreken; oprispen; opzeggen; overbrengen; overbrieven; overdoen; oververtellen; repeteren; repeterend zijn; reprise; verder vertellen