English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word royal

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(regal; kingly);
🔗 There is no royal road.
royal child
reĝinfano
(royal house)
🔗 On May 6, king Charles and queen Camilla will arrive at Westminster Abbey in procession from Buckingham Palace and return later in a larger ceremonial procession, accompanied by other members of the royal family.
(royal family)
royal python
(ball python)
reĝa pitono
royal rod
pennyroyal
(European pennyroyal; squaw mint; mosquito plant; pudding grass)
pulegio
royalism
;
🔗 Royalists say that the cost is more than justified by the money the family earns for the country as its commercial ambassadors.
royalty
(kingship)

EnglishDutch
royal⇆ konings‐; ⇆ koninklijk; ⇆ lid van de koninklijke familie; ⇆ prachtig; ⇆ vorstelijk
battle royal⇆ algemeen gevecht
blood royal⇆ koninklijke afkomst
prince royal⇆ kroonprins
princess royal⇆ <titel van de oudste dochter van de koning van Engeland>
royal blue⇆ diepblauw; ⇆ koningsblauw
royal child⇆ koningskind
royal crown⇆ koningskroon
royal eagle⇆ koningsarend
royal family⇆ koningshuis; ⇆ koninklijk huis
royal house⇆ koningshuis
royal plural⇆ pluralis majestatis
royal prerogative⇆ regaal
royal python⇆ koningspython
royal residency⇆ residentie
royal rod⇆ koningsroede
royal throne⇆ koningstroon
royal tiger⇆ koningstijger
there is no royal road to learning⇆ geleerdheid komt iemand niet aanwaaien; ⇆ kennis komt niemand aanwaaien
pennyroyal⇆ polei
royalism⇆ koningsgezindheid
royalist⇆ koningsgezind; ⇆ koningsgezinde; ⇆ royalist; ⇆ royalistisch
royally⇆ koninklijk; ⇆ vorstelijk
royalty⇆ koningschap; ⇆ koninklijk karakter; ⇆ leden van de koninklijke familie; ⇆ lid van de koninklijke family; ⇆ royalty; ⇆ tantième; ⇆ vorstelijkheid