English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word sleepwalker

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
sleepwalker
(somnambulator; somnambulist)
(be asleep);
🔗 She slept.
slaap
(stroller)

EnglishDutch
sleepwalker slaapwandelaar
sleep laten slapen; maf; pitten; rusten; slaap; slapen; staan
walker looprek; loopvogel; voetganger; wandelaar; wandelaarster