English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word stockpile

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(crowd; heap; mass; multitude; accumulation; body; bevy);
(haemorrhoid; rhoid)
(heap; stack);
(amass; heap; pile up; stack; accumulate; collect; gather);
🔗 The longest industrial action in Deutsche Bahn’s 30‐year history will pile more pressure on Germany’s vast manufacturing sector, which is already grappling with high energy costs, supply chain delays, elevated interest rates, and weak domestic and foreign demand.
(cell)
(stack)
🔗 Quickly he piled everything outside the door.
(store)
stoki
stock
;
(livestock);
(livestock; cattle)
brutoj
🔗 I’ll go look after the stock.
(clan; ethnic group; race; tribe; family; kin; kind; people);
(supply; resource; store; administration; arrival)
(shaft)
(breed; race; strain)
(matthiola)
stok
talono
(rootstock)
greftobazo
(tenweeks stock; hoary stock)

EnglishDutch
stockpile een reservevoorraad vormen; een reservevoorraad vormen van; reservevoorraad
stockpile management voorraadbeheer
pile aambei; beladen; brandstapel; element; fortuin; gebouw; heien; heipaal; hoop; hoop geld; nop; ophopen; opstapelen; paal; pluis; pool; stapel; stapelen; tas; tassen; zuil
stock aandelen; aandelenkapitaal; afkooksel; aftreksel; ankerstok; bestand; blok; bouillon; effecten; familie; film; filmmateriaal; fonds; geslacht; geweerlade; goederenvoorraad; have; inslaan; inventaris; kapitaal; la; lade; materiaal; onderstam; opdoen; provisie; stam; stereotiep; stock; stok; van voorraad voorzien; vast; vee; veestapel; violier; voorraad; wortelstok; zomerviolier
stockpiling strategische voorraadvorming