English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word to be honest

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(above‐board; upright; forthright; honourable);
🔗 If he is honest, he will be anxious to assist me.
honest
(brave; valiant; gallant; valorous; good; worthy; staunch; stallwart; above‐deck)

EnglishDutch
to be honest eerlijk gezegd; om de waarheid te zeggen; om eerlijk te zijn
honest braaf; eerbaar; eerijk; eerlijk; ernstig; integer; onvervalst; rechtgeaard; rechtschapen