English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word trim somebody’s jacket

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
; ; ;
🔗 Putin, wearing a blue jacket and a high‐necked white sweater, was the sole worshipper and crossed himself several times in the video clip.
(cover; hood; lid; wrapper);
(morning coat; morning dress; formal day dress);
trim
(fit out; garnish; bedeck; deck; decorate; embellish; furnish; accoutre)		;
trim
trim
(adjust; put right; alter)		; ;
passend maken
;
trim
(neat; orderly; spruce; tidy; uncluttered)
bonorda
trim
;
tondeti
trim
(trimming; braid)		;

EnglishDutch
trim somebody’s jacket⇆ iemand op zijn baadje geven
jacket⇆ baadje; ⇆ buis; ⇆ colbert; ⇆ jack; ⇆ jak; ⇆ jas; ⇆ jasje; ⇆ jekker; ⇆ kaft; ⇆ mantel; ⇆ omhulsel; ⇆ omslag; ⇆ schil; ⇆ vest
trim⇆ afsnuiten; ⇆ afzetten; ⇆ bijknippen; ⇆ bijschaven; ⇆ bijsnoeien; ⇆ de lading verdelen van; ⇆ garneren; ⇆ gelijkknippen; ⇆ gelijkschaven; ⇆ gelijksnoeien; ⇆ gesteldheid; ⇆ goed passend; ⇆ goed zittend; ⇆ in orde maken; ⇆ in vorm; ⇆ keurig; ⇆ knippen; ⇆ kostuum; ⇆ net; ⇆ netjes; ⇆ onder handen nemen; ⇆ opknappen; ⇆ opmaken; ⇆ opsmukken; ⇆ opzetten; ⇆ punten; ⇆ slank; ⇆ smukken; ⇆ stuwen; ⇆ tippen; ⇆ toerusting; ⇆ toestand; ⇆ tooi; ⇆ tremmen; ⇆ trimmen; ⇆ uitrusting; ⇆ zetten