English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word trot

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
troti
🔗 He trotted toward the broad stairs, wide enough for twenty men abreast, that led up to the men’s apartments.
foxtrot
globe‐trotter

EnglishDutch
trot draf; drafje; draven; in draf rijden; laten draven; loopje; op een drafje lopen; ren; tippelen
at a trot op een draf; op een drafje
at full trot in volle draf
break into a trot het op een draf zetten
come trotting in komen aandraven
go for a trot op stap gaan
have a little trot op stap gaan
keep somebody on the trot iemand geen rust laten; iemand maar heen en weer laten draven
on the trot achter elkaar; op de tippel; op een rij; op rij
trot out afdraven; doen optreden; komen aanzetten met; op de proppen komen met; zijn kunsten laten vertonen
trot out again van stal halen
foxtrot de foxtrot dansen; foxtrot
globe‐trotter globetrotter; wereldreiziger
jogtrot sukkeldrafje; sukkelgangetje; tredmolen
trotter draver; harddraver; loper; schapepoot; varkenspoot
trotting drafsport; gedraaf