English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word urge
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(encourage; impel; instigate; spur on; prod; prompt; abet; stir; whip up) | ||
🔗 The UK PM will urge Mr. Macron to back her request to delay Brexit again until 30 June, having earlier met Herman chancellor Angela Merkel in Berlin. | ||
(hurry; press) | ; ; ; tot haast aanzetten ; urgent zijn | urĝi |
(fan; fire; inspire; stimulate; stir up) | plivigligi | |
(pressing) | ; spoedeisend ; | |
🔗 He found nothing urgent and turned his attention upon Jubal. |
English | Dutch |
---|---|
urge | ⇆ aandrang; ⇆ aandrift; ⇆ aandrijven; ⇆ aandringen op; ⇆ aanmanen tot; ⇆ aansporen; ⇆ aanvoeren; ⇆ aanzetten; ⇆ drang; ⇆ drift; ⇆ dringend aanbevelen; ⇆ dringend verzoeken; ⇆ nopen; ⇆ opjutten; ⇆ porren; ⇆ pramen; ⇆ voortdrijven |
creative urge | ⇆ scheppingsdrang |
sexual urge | ⇆ geslachtsdrift |
urge itself upon somebody | ⇆ zich aan iemand opdringen |
urge it upon somebody | ⇆ het iemand op het hart drukken |
urge on | ⇆ aandrijven; ⇆ aansporen; ⇆ aanzetten; ⇆ voortdrijven |
urge somebody on | ⇆ iemand aansporen |
urge somebody to action | ⇆ iemand opporren |
urge somebody to do something | ⇆ iemand ertoe aanzetten iets te doen; ⇆ iemand iets op het hart binden; ⇆ iemand iets op het hart drukken |
vital urge | ⇆ levensdrang |
urgent | ⇆ dringend; ⇆ dringend noodzakelijk; ⇆ ernstig; ⇆ spoedeisend; ⇆ urgent |