English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word waxwork

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
waxwork
wassen beeld
(polish; blacking; nugget)
schoencrème
;
schoensmeer
in de was zetten
;
met was inwrijven
vaksi
(polish);
schoenen poetsen
(grow);
🔗 A wisp of white appeared and waxed to a pillar of boiling black smoke.
(control; operate; enable; implement; actuate)
(labour);
🔗 I’m working for Sladen.
(labour);
🔗 Work started in 1907 and the building was completed in 1908.
;
🔗 Some people have referred to that as a work of fiction
(act; be effective; have effect; impact; impinge; avail; be efficacious; exert; have an effect; produce an effect)
uitwerking hebben
;
🔗 The forces of society work against you.
(cultivate; farm; grow); ;
(carve; sculpture; sculp); ;
skulpti
(cope with)
(exploit; utilize; leverage; take advantage of)
(ferment; rise);
(knead)

EnglishDutch
waxwork in was uitgevoerd boetseerwerk
waxwork show panopticum; wassenbeeldenmuseum
wax harsen; in de was zetten; lak; met was bestrijken; met was inwrijven; oorsmeer; pek; toenemen; was; wassen; woede; woedeaanval
waxworks panopticum; wassenbeeldenmuseum
work aanrichten; arbeid; arbeiden; bedienen; bereiden; bewerken; boekwerk; doen; doorwérken; exploiteren; functioneren; gewrocht; gisten; ontginnen; uitwerking hebben; werk; werken; werkstuk