English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word wells

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
well (bilge)	buik	bilĝo
well (fountain; source; spring; fount; fountain‐head; well‐spring)	bron ; wel	fonto
well	put	puto
🔗 Drawing a bucket of water from the well, he filled a cupped hand, sniffed the water, and gingerly touched it with the tip of his tongue.

English	Dutch
well	⇆ ach ja; ⇆ advocatuur; ⇆ affijn; ⇆ balie; ⇆ beter; ⇆ bron; ⇆ bronader; ⇆ bronwel; ⇆ enfin; ⇆ fiks; ⇆ gezond; ⇆ goed; ⇆ inktpot; ⇆ koker; ⇆ komaan; ⇆ levendig; ⇆ liftkoker; ⇆ nou; ⇆ nou ja; ⇆ nu; ⇆ ontspringen; ⇆ opwellen; ⇆ pot; ⇆ put; ⇆ schacht; ⇆ senang; ⇆ terdege; ⇆ tjonge; ⇆ trapgat; ⇆ trappenhuis; ⇆ trapzaal; ⇆ tsja; ⇆ wel; ⇆ wellen; ⇆ welnu

English

Dutch

well

⇆ ach ja; ⇆ advocatuur; ⇆ affijn; ⇆ balie; ⇆ beter; ⇆ bron; ⇆ bronader; ⇆ bronwel; ⇆ enfin; ⇆ fiks; ⇆ gezond; ⇆ goed; ⇆ inktpot; ⇆ koker; ⇆ komaan; ⇆ levendig; ⇆ liftkoker; ⇆ nou; ⇆ nou ja; ⇆ nu; ⇆ ontspringen; ⇆ opwellen; ⇆ pot; ⇆ put; ⇆ schacht; ⇆ senang; ⇆ terdege; ⇆ tjonge; ⇆ trapgat; ⇆ trappenhuis; ⇆ trapzaal; ⇆ tsja; ⇆ wel; ⇆ wellen; ⇆ welnu