English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word winter

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 In winter it is a bird of open country.
(of the winter; wintry; hibernal; hiemal; brumal; brumous)
winter‐
;
winterachtig
;
winter aconite
(wolfsbane)
winter evening
vintra vespero
winter heath
(spring heath; winter flowering heather; alpine heath)
vleeskleurige dophei
;
vleeskleurige dopheide
;
winter purslane
(miner’s lettuce; Indian lettuce; spring beauty)
kleine winterpostelein
; ;
witte winterpostelein
winter rye‐grass
(perennial rye‐grass; English rye‐grass)
winter savory
(mountain savory)
;
overblijvend bonekruid
monta satureo
winter speedwell
(birdeye speedwell; common field speedwell; Persian speedwell; large field speedwell; bird’s‐eye)
winter windflower
(Greek thimbleweed; Grecian windflower; Balkan anemone)
Oosterse anemoon
(chickweed; common chickweed)
vogelmuur
(winter; of the winter; hibernal; hiemal; brumal; brumous)
winterachtig
;
🔗 Jubal managed a wintry smile.

EnglishDutch
winter overwinteren; winter
winter aconite winterakoniet
winter evening winteravond
winter heath sneeuwheide; vleeskleurige dophei; vleeskleurige dopheide
winter purslane kleine winterpostelein; winterpostelein; witte winterpostelein
winter rye‐grass Engels raaigras
winter savory bergbonekruid; overblijvend bonekruid
winter speedwell grote ereprijs
winter sports wintersport
winter tyre winterband
winter windflower Oosterse anemoon
midwinter midwinter; winterzonnestilstand
winter‐residence winterverblijf
winter‐resort winterverblijf
winterweed vogelmuur
wintry winterachtig; winters