Niederländisch–Deutsches Wörterbuch
Deutsche Übersetzung des niederländischen Wortes strijden
Niederländisch | Deutsch (indirekt übersetzt) | Esperanto |
---|---|---|
(twisten) | disputieren ; ; sich streiten | |
; Krieg führen | ||
(kampen; vechten; slag leveren) | kämpfen ; | |
🔗 U hebt ook gezegd dat u tegen mij wilde strijden. | ||
(aanvechten; bestrijden; betwisten; tegenspreken; ter discussie stellen) | abstreiten ; | |
🔗 Ja, dat wil ik niet afstrijden. | ||
(geschil; ruzie) | Fehde ; Hader ; Streit ; Zank ; Zwiespalt ; Zwietracht ; Zwist | |
strijdbaar | kampfbereit | |
(combattant) | Kämpfer ; Streiter | |
🔗 Hij was beslist geen groot strijder. | ||
; Streitkolben | ||
(wapenkreet) | Kampfruf ; Schlachtruf | |
🔗 De tweede ridder slaakte een ijselijke strijdkreet en stormde naar voren, met gevelde lans. | ||
strijdmakker | Mitkämpfer ; Mitstreiter | |
(arena) | Arena ; Kampfplatz | |
🔗 De Sulwenvlakte was het strijdperk van twee ruimtevarende rassen geweest, zoveel was duidelijk. | ||
strijdvaardig (gevechtsklaar) | kampfbereit |