Niederländisch–Deutsches Wörterbuch
Deutsche Übersetzung des niederländischen Wortes tijgen
Niederländisch | Deutsch (indirekt übersetzt) | Esperanto |
---|---|---|
(opstappen) | losgehen ; ; loslaufen ; losfahren ; ; ins Rollen kommen | |
🔗 Hij borg de ham en de kaas op en opnieuw togen ze op pad. | ||
(aan de slag gaan; aan het werk gaan; zich aan het werk begeven; aan de gang gaan) | ; | |
🔗 Deze toog vakkundig aan het werk. |