Niederländisch–Deutsches Wörterbuch
Deutsche Übersetzung des niederländischen Wortes zeggen
Niederländisch | Deutsch (indirekt übersetzt) | Esperanto |
---|---|---|
(spreken; vertellen) | ||
🔗 Zeg me wie u bent! | ||
Äußerung ; Ausspruch | ||
🔗 Ik stond stil en zei hem gedag. | ||
om zo te zeggen (bij wijze van spreken) | gewissermaßen | |
(bekendmaken; mededelen; verwittigen) | ; ; verkünden ; ankündigen ; ; wissen lassen ; benachrichtigen | |
🔗 Hij leek meer op een jongen wie is aangezegd dat hij de volgende ochtend gefusilleerd zal worden. | ||
(afgelasten; annuleren; opzeggen; afblazen) | annullieren ; für null und nichtig erklären ; kassieren ; | |
🔗 De Europese Commissie heeft een afspraak met Argentijnse ambtenaren afgezegd. | ||
(uitlating) | Gesagtes ; Äußerung ; Ausspruch | |
🔗 Dit gezegde is waarschijnlijk in de tijd van de Romeinen ontstaan. | ||
(predikaat) | Prädikat | |
(herhalen) | entgegnen ; als Antwort geben ; | |
(herhalen; repeteren) | ||
; banal ; fade ; fad ; | ||
🔗 Bond maakte een nietszeggende opmerking. | ||
(onnoemelijk; onuitsprekelijk) | unsäglich ; unsagbar ; unaussprechlich | |
🔗 Eindelijk gelukte het dan toch, maar eerst na twee uur ploeteren stonden we, druipnat en bedekt met onzegbare viezigheid, weer aan dek. | ||
(neef) | Neffe | |
(reciteren; voordragen) | vortragen ; hersagen ; aufsagen | reciti |
🔗 Hij sprak snel, alsof hij een lesje opzei dat hij uit het hoofd kende—en dat was ook zo. | ||
(afgelasten; afzeggen) | annullieren ; für null und nichtig erklären ; kassieren ; | |
🔗 Tom was boos en zeide onverwijld zijn lidmaatschap op. | ||
🔗 Sommige abonnees zegden dan ook het blad op. | ||
entlassen ; aus dem Dienst entlassen | ||
🔗 En toen heeft ze het huis verkocht en wij werden allemaal opgezegd en toen is ze naar het buitenland gegaan, naar Egypte. | ||
(rondbrieven; uitstrooien) | bekannt machen ; weithin bekannt machen ; bekannt geben ; überall bekannt geben | |
(beloven; uitloven) | geloben ; verheißen ; ; zusagen | |
🔗 Tijdens gesprekken in de Russische badplaats Soči zegde president Putin zijn Witrussische collega een lening van 1,5 miljard dollar toe. | ||
(beloven; toezeggen; uitloven) | geloben ; verheißen ; ; zusagen | |
anschließen ; ; teilhaftig machen ; kommunizieren ; in Kenntnis setzen ; übertragen ; ; in Verbindung bringen ; den Verkehr vermitteln | ||
(beduiden; voorspéllen; voorzéggen; waarzeggen; profeteren) | vorhersagen ; vornweg sagen ; | |
🔗 Maar wat hij zal zien, kan zelfs de wijste niet vooruitzeggen. | ||
(influisteren; souffleren) | soufflieren | suflori |
(voorspéllen; profeteren) | vorhersagen ; vornweg sagen ; | |
(beduiden; voorspéllen; voorzéggen; profeteren; vooruitzeggen) | vorhersagen ; vornweg sagen ; | |
; |