Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord afrekenen met

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
liquidate
🔗 Ze hebben met Joe Corrigan afgerekend!
check out
;
square up
;
settle accounts
;
settle up
pagi la kalkulon
🔗 Na nog een beker wijn rekenen we af.
;
square up
🔗 Morgen rekenen we wel met jullie af.
check out
;
square up
;
settle accounts
reguligi la kontojn
🔗 Ik zal met hem moeten afrekenen als ik met jou klaar ben.
(cijferen)
ciferi
🔗 Je kunt er niet nog eens op rekenen.

NederlandsEngels
afrekenen met deal with; dispose of; get level with; get square with; reckon with; score off; settle with; square accounts with
afrekenen check out; square up; settle accounts; settle up; settle; take off; deduct
rekenen calculate; cipher; compute; count; number; rate; reckon; do sums; charge