Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord afspreken
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(overeenkomen) | ||
🔗 Dat hebben de EU‐ministers van verkeer donderdag in Luxemburg afgesproken. | ||
make an appointment | interkonsenti rendevuon | |
; assemble | rendevui | |
agreed upon | ||
🔗 Dat geeft ons meer dan genoeg tijd om op de afgesproken plaats te komen. | ||
; ; | konsentite | |
(praten) | ; | |
🔗 De burgemeester wil je spreken. | ||
(praten) | ||
🔗 Maar ik kon niet spreken. | ||
(zeggen) | ||
🔗 „Ge gaat te ver”, sprak de markies. | ||
(praten) | ||
🔗 Op een winterse dag met Regin over zijn toekomst sprekend, vroeg Sigurd: „Welke daden worden van mij verwacht?” |
Nederlands | Engels |
---|---|
afspreken | ⇆ agree; ⇆ agree upon; ⇆ arrange; ⇆ condition; ⇆ covenant; ⇆ rendez‐vous |
het was afgesproken voor de gelegenheid | ⇆ it was preconcerted; ⇆ it was preconcerted for the occasion |
het was een afgesproken zaak | ⇆ it was an arranged thing; ⇆ it was a concerted piece of acting; ⇆ it was a put‐up job |
afgesproken! | ⇆ it’s a deal!; ⇆ done!; ⇆ that’s a bargain! |
afgesproken | ⇆ conventional; ⇆ it’s a bargain; ⇆ stated; ⇆ agreed upon |
spreken | ⇆ converse; ⇆ discourse; ⇆ speak; ⇆ talk; ⇆ see; ⇆ say |