Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord deelwoord

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(aandeel; portie; rantsoen; taks)
share
;
🔗 En de blanken zouden hun deel moeten aannemen als ze de Seneca’s niet wilden kwetsen.
(band; boekdeel; volumen)
🔗 Zodra ik de gelegeheid had het te lezen, ontdekte ik dat het voldoende was voor twee delen.
(gedeelte; onderdeel; part; stuk); ;
🔗 Een deel van de staart ontbrak.
component
; ;
entry
;
flake
; ; ; ;
snippet
movement
(dorsvloer)
threshing‐floor
🔗 Op dat moment keilde hij de vork de deel over en schreeuwde dat ik weg moest wezen.

NederlandsEngels
deelwoord participle
tegenwoordig deelwoord present participle
verleden deelwoord past participle
voltooid deelwoord past participle
deel allowance; apanage; board; cut; dividend; divvy; dole; lot; moiety; movement; part; portion; proportion; quota; volume; section; share; slice; deal; threshing‐floor; whack