Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord fatsoensrakker

Nederlands	Engels (indirect vertaald)	Esperanto
fatsoen (gepastheid; voegzaamheid; welvoeglijkheid; decorum)	decency ; decorum	dececo
🔗 Ik was blij dat hij tenminste zoveel fatsoen had.
fatsoen (coupe; snit; vorm)	cut	fasono

Nederlands	Engels
fatsoensrakker	⇆ bigot; ⇆ stickler for proprieties; ⇆ wowser
fatsoen	⇆ cut; ⇆ decency; ⇆ decorum; ⇆ fashion; ⇆ form; ⇆ gentility; ⇆ principle; ⇆ propriety; ⇆ respectability; ⇆ shape; ⇆ manners; ⇆ good manners; ⇆ make
rakker	⇆ bailiff; ⇆ elf; ⇆ imp; ⇆ mischief; ⇆ rascal; ⇆ urchin; ⇆ scalawag; ⇆ scallywag; ⇆ scapegrace; ⇆ varmint; ⇆ rogue