Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord handelstaal
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(affaire; koopmanschap; negotie; nering) | ; commerce ; trade | |
🔗 Misschien dat ik een kleine handel opzet in noten en wilde honing. | ||
(handeldrijven) | trading | |
🔗 ’t Gaat al aardig met de handel, waar? | ||
; | ||
🔗 Welke taal spreken ze? | ||
🔗 O, dat is de taal van zakenlieden onder elkaar. |
Nederlands | Engels |
---|---|
handelstaal | ⇆ lingua franca |
handel | ⇆ business; ⇆ commerce; ⇆ trade; ⇆ trading; ⇆ traffic |
taal | ⇆ language; ⇆ parlance; ⇆ speech; ⇆ tongue; ⇆ vernacular language; ⇆ vernacular |