Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord voorspelling
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(prognose; verwachting) | ; | |
(profetie; voorzegging) | ||
(beduiden; voorzéggen; profeteren) | ; foretell ; ; ; augur ; | |
🔗 Wat hij voorspeld heeft, is dikwijls uitgekomen. | ||
; | ||
🔗 Dat voorspelde de dokter me ook al. | ||
augur |
Nederlands | Engels |
---|---|
voorspelling | ⇆ augury; ⇆ auspice; ⇆ bodement; ⇆ divination; ⇆ foreboding; ⇆ forecast; ⇆ prediction; ⇆ prognostic; ⇆ prognostication; ⇆ prophecy; ⇆ vaticination |
voorspéllen | ⇆ augur; ⇆ be prophetic of; ⇆ betoken; ⇆ bode; ⇆ divine; ⇆ forebode; ⇆ forecast; ⇆ foresay; ⇆ foretell; ⇆ omen; ⇆ portend; ⇆ predict; ⇆ presage; ⇆ prognosticate; ⇆ prophesy; ⇆ vaticinate; ⇆ spell |