Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord zeg, hoor eens!
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(vernemen; verstaan) | ||
🔗 Ik hoor iemand naderen! | ||
(behoren) | befit ; be fitting | |
🔗 Ziek zijn hóórde niet. | ||
(behoren) | ; ; ; ; be obliged to ; ; ; | |
(hoorn; toeter) | ||
🔗 Het Drents heideschaap is bijzonder omdat ook de vrouwtjes horens hebben. | ||
(hoorn) | ||
🔗 Toddy greep de horen van de haak. | ||
🔗 Ik meen het gehoord te hebben. | ||
(behoren) | ||
(spreken; vertellen) | ; | |
🔗 Zeg me wie u bent! | ||
🔗 Ik stond stil en zei hem gedag. | ||
🔗 Roep nu mijn knecht Bekir en zeg hem wat hij doen moet. | ||
🔗 Wat zeg je daarvan? |
Nederlands | Engels |
---|---|
zeg, hoor eens! | ⇆ say! |
horen | ⇆ audience; ⇆ go; ⇆ hear; ⇆ learn; ⇆ belong to; ⇆ horn; ⇆ bugle; ⇆ receiver; ⇆ mouthpiece; ⇆ understand; ⇆ belong |
zeggen | ⇆ bid; ⇆ pronounce; ⇆ put; ⇆ say; ⇆ speak; ⇆ tell; ⇆ saying |