Synoniemen: dementeren, ontkennen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈteɣə(n)sprekə(n)/ |
---|
Afbreking | te·gen·spre·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) spreek tegen | (ik) sprak tegen |
(jij) spreekt tegen | (jij) sprak tegen |
(hij) spreekt tegen | (hij) sprak tegen |
(wij) spreken tegen | (wij) spraken tegen |
(gij) spreekt tegen | (gij) spraakt tegen |
(zij) spreken tegen | (zij) spraken tegen |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) tegenspreke | (dat ik) tegensprake |
(dat jij) tegenspreke | (dat jij) tegensprake |
(dat hij) tegenspreke | (dat hij) tegensprake |
(dat wij) tegenspreken | (dat wij) tegenspraken |
(dat gij) tegenspreket | (dat gij) tegenspraket |
(dat zij) tegenspreken | (dat zij) tegenspraken |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
spreek tegen | spreekt tegen |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
tegensprekend, tegensprekende | (hebben) tegengesproken |