Engels | Nederlands |
---|
begin | aangaan; aanvaarden; aanvangen; beginnen; beginnen te; een aanvang nemen; een begin maken met; entameren; ingaan; van wal steken |
begin at | beginnen bij |
begin at the beginning | bij het begin beginnen |
begin it over again | van voren af aan beginnen |
begin on something | aan iets beginnen |
begin over again | van voren af aan beginnen |
begin something | aan iets beginnen |
begin to | beginnen te |
begin upon something | aan iets beginnen; ergens mee beginnen |
begin with something | met iets beginnen |
to begin with | om maar eens iets te noemen; om te beginnen; ten eerste |
well begun is half done | een goed begin is het halve werk |
beginner | aankomeling; aanstichter; beginneling; beginner; nieuweling |
beginning | aanhef; aanvang; allereerste begin; begin; beginstadium |