Engels | Nederlands |
---|
fling | afwerpen; avontuurtje; flikkeren; gooi; gooien; lazeren; mieteren; slingeren; slippertje; smakken; smijten; stormen; uitspatting; verzetje; vliegen; werpen; worp |
fling about | om zich heen gooien; rondslingeren |
fling against | aankwakken tegen |
fling aside | opzijgooien; wegwerpen |
fling at | gooien naar; naar het hoofd werpen; werpen naar |
fling down | neergooien; neersmijten; neerwerpen; tegen de grond smijten |
fling in | op de koop toegeven |
fling into the room | binnenstormen |
fling off | afgooien; afwerpen; van het spoor brengen |
fling off one’s clothes | uit zijn kleren schieten |
fling on one’s clothes | in zijn kleren schieten |
fling open | opengooien; openwerpen |
fling out | eruit gooien; plotseling achteruit slaan; plotseling slaan; uitspreiden; weggooien |
fling somebody out | iemand eruit lazeren |
fling to the winds | overboord gooien |
fling up | laten varen; omhoog werpen; ten hemel heffen |
have a fling | een slippertje maken |
have a fling at somebody | iemand een veeg uit de pan geven |
have one’s fling | aan de rol gaan; uitrazen |
Highland fling | <een soort Schotse dans> |