Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord hear

Engels → Nederlands
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
info hear
werkwoord
info horen
werkwoord
;
info vernemen
werkwoord
info aŭdi
werkwoord
info hear
werkwoord
info horen
werkwoord
info aŭdi
werkwoord
info hear
werkwoord
info horen
werkwoord
info aŭdi
werkwoord
info hearer
zelfstandig naamwoord
(listener)
info toehoorder
zelfstandig naamwoord
info aŭskultanto
zelfstandig naamwoord
info hearing
zelfstandig naamwoord
info gehoor
zelfstandig naamwoord
info aŭdkapablo
onbekende woordsoort
info hearing
zelfstandig naamwoord
info gehoor
zelfstandig naamwoord
info aŭdsentumo
onbekende woordsoort
info hearing
zelfstandig naamwoord
info gehoor
zelfstandig naamwoord
info aŭdado
onbekende woordsoort
info hearing
zelfstandig naamwoord
(meeting of the court; session of the court)
info rechtszitting
zelfstandig naamwoord
info juĝokunsido
zelfstandig naamwoord
info hearing
zelfstandig naamwoord
info gehoor
zelfstandig naamwoord
info aŭdo
onbekende woordsoort
info hearing
zelfstandig naamwoord
(adjudication; judgement; trial)
info berechting
zelfstandig naamwoord
info juĝado
onbekende woordsoort
info hearing
zelfstandig naamwoord
(action; suit; trial; court case)
info geding
zelfstandig naamwoord
;
info proces
zelfstandig naamwoord
;
info rechtszaak
zelfstandig naamwoord
info proceso
zelfstandig naamwoord
info hearing
zelfstandig naamwoord
info hoorzitting
zelfstandig naamwoord
info aŭskultado
zelfstandig naamwoord
info hearsay
zelfstandig naamwoord
(fame; kudos; renown; repute; rumour)
info befaamdheid
zelfstandig naamwoord
;
info faam
zelfstandig naamwoord
;
info mare
zelfstandig naamwoord
;
info reputatie
zelfstandig naamwoord
;
info roem
zelfstandig naamwoord
;
info roep
zelfstandig naamwoord
info famo
zelfstandig naamwoord
info hearsay
zelfstandig naamwoord
(rumour)
info gerucht
zelfstandig naamwoord
;
info praatje
zelfstandig naamwoord
info onidiro
zelfstandig naamwoord
EngelsNederlands
hearbehandelen; bericht krijgen; horen; in verhoor nemen; luisteren; overhoren; verhoren; vernemen; vernomen hebben
hear!bravo!
have not heard the last ofnog niet af zijn van
hear fromhoren van
hear ofhoren over; horen van
hear outtot het einde toe aanhoren
hear somebody outiemand laten uitspreken
I will not hear of itik wil er niet van horen
the heart of the matterde kern van de zaak
you will hear more of thisdaar zal je meer van horen
you will hear of thisdaar zal je meer van horen
hearerhoorder; hoorderes; toehoorder; toehoorderes
hearingauditie; behandeling; gehoor; hoorzitting; verhoor; verhoring
hearsaygeruchten; praatjes
mishearverkeerd horen
overhearafluisteren; beluisteren; opvangen; toevallig horen
rehearopnieuw horen