Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord hurt

Engels	Nederlands (indirect vertaald)	Esperanto
hurt (ache; be painful)	pijn doen ; zeer doen	dolori
hurt (harm; injure; prejudice)	benadelen	kaŭzi malprofiton
hurt (harm; injure; prejudice)	benadelen	kaŭzi malutilon al
hurt (injure; maul; wound)	kwetsen ; verwonden ; wonden	vundi
hurt (afflict; distress; grieve; pain; cause pain to)	bezeren ; pijn doen	dolorigi
hurt (damage; harm; impair; injure; mutilate; spoil; vitiate; break)	bederven ; beschadigen ; havenen ; stukmaken ; toetakelen ; kapotmaken	difekti
hurt (affront; aggrieve; insult; offend; wrong)	beledigen ; grieven ; krenken ; kwetsen	ofendi
hurt (damage; defect; flaw; harm; impairment; imperfection)	beschadiging ; defect ; gebrek	difekto
hurt (damage; detriment; harm; injury; loss; shenanigan; disadvantage)	nadeel	malutilo
hurt	bezeren	vundeti
hurtful (aching; distressing; painful; sore)	pijnlijk	dolora
hurtsickle (cornflower)	korenbloem	cejano

Engels	Nederlands
hurt	beledigen; belediging; benadelen; bezeren; blesseren; blessure; deren; grieven; krenken; krenking; kwaad kunnen; kwetsen; kwetsuur; letsel; nadeel; pijn doen; pijnlijk zijn; schaden; slag; verhakkeld; verwonden; wond; wonde; wonden; zeer doen
… hurt	pijn hebben aan …
hurt oneself	zich bezeren; zich zeer doen
hurtful	krenkend; nadelig; pijnlijk; schadelijk
hurtless	ongedeerd; onschadelijk
hurtsickle	korenbloem
unhurt	onbezeerd; ongedeerd