Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord lie
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
![]() werkwoord (recline) | ![]() werkwoord | ![]() werkwoord |
![]() werkwoord (tell a lie) | ![]() werkwoord | ![]() werkwoord |
![]() zelfstandig naamwoord | ![]() zelfstandig naamwoord ![]() zelfstandig naamwoord | ![]() zelfstandig naamwoord |
![]() werkwoord (be situated; sit) | ![]() werkwoord | ![]() werkwoord |
![]() werkwoord (be at the root of; underlie) | ![]() werkwoord | ![]() onbekende woordsoort |
![]() werkwoord | ![]() werkwoord | ![]() onbekende woordsoort |
![]() werkwoord | ![]() werkwoord | ![]() werkwoord |
![]() werkwoord (lie in wait; wait in ambush; lurk) | ![]() werkwoord | ![]() onbekende woordsoort |
![]() werkwoord (lie in ambush; wait in ambush; lurk) | ![]() werkwoord | ![]() onbekende woordsoort |
![]() werkwoord | ![]() werkwoord | ![]() onbekende woordsoort |
![]() werkwoord | ![]() werkwoord | ![]() werkwoord |
![]() werkwoord | ![]() werkwoord ![]() werkwoord ![]() werkwoord ![]() werkwoord ![]() werkwoord | ![]() onbekende woordsoort |
![]() werkwoord (lie) | ![]() werkwoord | ![]() werkwoord |
![]() werkwoord | ![]() werkwoord | ![]() onbekende woordsoort |
![]() werkwoord | ![]() werkwoord ![]() werkwoord ![]() werkwoord | ![]() onbekende woordsoort |
![]() zelfstandig naamwoord | ![]() zelfstandig naamwoord | ![]() zelfstandig naamwoord |
![]() zelfstandig naamwoord | ![]() zelfstandig naamwoord | ![]() onbekende woordsoort |
![]() bijvoeglijk naamwoord (prone) | ![]() bijvoeglijk naamwoord | ![]() onbekende woordsoort |
![]() werkwoord (be at the root of; lie at the root of) | ![]() werkwoord | ![]() onbekende woordsoort |
Engels | Nederlands |
---|---|
lie | fabuleren; leugen; liegen; liggen; ligging; onwaarheid; rusten; slapen |
as far as in me lies | naar mijn beste vermogen |
barefaced lie | onbeschaamde leugen |
be a tissue of lies | van leugens aaneenhangen |
big lie | grove leugen |
catch somebody in a lie | iemand op een leugen betrappen |
downright lie | pertinente leugen |
give the lie to | logenstraffen |
if it is a lie, you have the tale as cheap as I | als ik lieg dan lieg ik in commissie |
it lies in | het zit hem in |
it was decided that the action would not lie | zijn eis werd niet ontvankelijk verklaard |
let sleeping dogs lie | geen slapende honden wakker maken; maak geen slapende honden wakker; men moet geen slapende honden wakker maken |
lie about | luieren; niksen; rondslingeren; slingeren |
lie around | luieren; niksen; rondslingeren |
lie at the root of | ten grondslag liggen aan |
lie away | erop los liegen |
lie back | achteroverleunen; achteroverliggen |
lie dormant | sluimeren |
lie down | gaan liggen; neerliggen; zich neervlijen |
lie down under | niet opkomen tegen |
lie in | in het kraambed liggen; uitslapen |
lie in ambush | in een hinderlaag liggen; in hinderlaag liggen |
lie in ruins | in puin liggen |
lie in state | op een praalbed opgebaard liggen; opgebaard liggen |
lie in wait | op de loer liggen |
lie in wait for | loeren op; op de loer liggen voor |
lie low | zich gedekt houden; zich koest houden; zich schuil houden; zich schuilhouden; zich stiekem houden |
lie off | afhouden |
lie on the lookout | op de loer liggen |
lie open | blootliggen; openliggen |
lie over | blijven liggen; uitgesteld worden |
lie through one’s teeth | liegen alsof het gedrukt staat; liegen of het gedrukt staat; schaamteloos liegen |
lie to | bijdraaien; bijleggen; liegen tegen |
lie under | onderliggen |
lie under the charge of | beschuldigd zijn van |
lie up | buiten gebruik zijn; gaan liggen; liggen; naar bed gaan |
lie waste | braak liggen |
lie with | de verantwoordelijkheid zijn van; gemeenschap hebben met; geslachtsgemeenschap hebben met; liggen aan |
live a lie | een huichelachtig leven leiden |
not take something lying down | zich iets niet laten aanleunen |
take it lying down | er zich bij neerleggen; erin berusten |
take something lying down | iets over zijn kant laten gaan |
tell a lie | liegen |
tell lies | leugens verkopen; liegen |
white lie | leugentje om bestwil |
belie | belasteren; beliegen; logenstraffen; loochenen; verkeerd voorstellen; verloochenen |
liar | leugenaar; leugenaarster |
lie‐abed | langslaper; slaapkop |
lie‐detector | leugendetector |
lies | leugentaal |
lying | gelegen; leugenachtig; leugentaal; liegend; liggend |
overlie | liggen over |
underlie | ten grondslag liggen aan |